Krachtige Leeromgeving

LEREN EN LEERTHEORIEËN - COGNITIVISME

 

Hoorcollege 5 - Campus Etterbeek

Ariadne Warmoes

Vorige les...

 

Wat gebeurt er in de black box? 

  1. Wat is leren
  2. Leertheorieën
    • Behaviorisme
    • Cognitivisme
    • Constructivisme

Opbouw van deze les

  • De mogelijkheden en de beperkingen van onderwijsstrategieën die aansluiten bij verschillende leertheorieën beoordelen op hun bijdrage tot een krachtige leeromgeving

  • In lesvoorbereidingen de strategieën (‘aandacht richten’, ‘decoderen en betekenis geven’, ‘vasthouden en integreren’ en ‘lokaliseren en activeren’.) juist kiezen, toepassen en verantwoorden i.f.v. de doelstellingen (declaratieve kennis, procedurele kennis (handelingssequenties of patroonherkenning) en attitudes) die worden beoogd

Doelen van deze les

1. Verkenning van cognitivisme

 

Probleemstelling

Hoe leert het brein van leerlingen en wat kunnen we doen om leerprocessen te ondersteunen?

Cognitieve psychologie

5 stellingen rond leren

Steek je hand op indien je 

akkoord bent met de stelling

We onthouden 20% van wat we leren

Steek je hand op indien je 

akkoord bent met de stelling

We onthouden 20% van wat we leren

Leerlingen bewust fouten laten maken is een goed idee

Steek je hand op indien je 

akkoord bent met de stelling

Leerlingen bewust fouten laten maken is een goed idee

Leerlingen kunnen zich niet langer dan een lesuur van 50 minuten concentreren 

Steek je hand op indien je 

akkoord bent met de stelling

Leerlingen kunnen zich niet langer dan een lesuur van 50 minuten concentreren 

Nieuwe kennis hang je het best vast aan bestaande kennis

Steek je hand op indien je 

akkoord bent met de stelling

Nieuwe kennis hang je het best vast aan bestaande kennis

Leerlingen leren beter als ze actief met leerstof aan de slag gaan

Steek je hand op indien je 

akkoord bent met de stelling

Leerlingen leren beter als ze actief met leerstof aan de slag gaan

Wat weet je al over cognitivisme?

Maak er een mindmap van, of een sketchnote

Opdracht

2. Theoretisch vertrekpunt van cognitivisme

 

Hoe wordt informatie opgevangen, georganiseerd,

opgeslagen en opnieuw geactiveerd in het brein?

Cognitivistisch informatieverwerkingsmodel

Informatie bereikt werkruimte via:

  • Aandacht richten
  • Decoderen
  • Betekenis geven
  • Vasthouden en integreren

 

Informatie wordt teruggehaald uit LTG:

  • Lokaliseren en activeren

Leerfuncties afgeleid uit het informatieverwerkingsmodel

3. Leerfuncties

Aandacht richten

  • Informatieverlies van prikkels naar werkgeheugen, tenzij aandacht

  • Mentaal afsluiten voor niet-relevante informatie - aandacht selectief richten

   Aandacht richten

  • Gestructureerd werkklimaat creëren
    rust brengen, afspraken maken

  • Nieuwsgierigheid prikkelen
    inspelen op actualiteit, spelvorm, herkenbaar verhaal

  • Oriënteren op de leerdoelen

   Aandacht richten - hoe doe je dat?

Begrijpen

= proces van ontcijferen en betekenis geven

  • Decoderen: Technisch - de code begrijpen
  • Betekenis geven: Inhoudelijk interpreteren

 

 

Dit kan enkel via de informatie die al in LTG zit:

 > soms automatisch (koppeling aan info uit LTG)

 > soms actieve inspanning en ondersteuning nodig die werkgeheugen in beslag neemt

> Wanneer in LTG geen aanknopingspunten of kennisvelden gevonden, dan kunnen ze de betekenis niet achterhalen. Dit is een bron van verkeerd begrijpen.

 

   Begrijpen

Om het werkgeheugen te ondersteunen in het decoderen en betekenis te geven:

  • Voorkennis activeren en contexten aangeven
  • Aanschouwelijk maken
  • Ervaringen oproepen of creëren

 

Pas na decoderen kan het werkgeheugen overgaan tot hogere orde denken (vb. verklaringen zoeken).

   Decoderen en betekenis geven - hoe doe je dat?

p x V=constant

   Decoderen en betekenis geven - een voorbeeld

p x V=constant

pressure        volume

p = 1/V

p1 x V1 = p2 x V2

Eerste gaswet

Voor een welbepaalde hoeveelheid gas

in een afgesloten ruimte

en bij constante temperatuur

geldt dat de druk van het gas

omgekeerd evenredig is aan het volume

   Decoderen en betekenis geven - een voorbeeld

Voorkennis activeren

Ervaringen oproepen

   Decoderen en betekenis geven - een voorbeeld

p x V=constant

Een beeld

Aanschouwelijk maken

   Decoderen en betekenis geven - een voorbeeld

Conclusies in grafiek

Ervaringen creëren

   Decoderen en betekenis geven - een voorbeeld

Een proef

Vasthouden en integreren

3. Vasthouden en integreren

Ben je er klaar voor?

Geheugentest - woordenlijst 30 woorden

Opdracht

water

in

wereld product

trap

in

kamer

konijn

wereld

sofa

in

plakband

agenda

schaar

paard

wereld

in

groep

stoel

bord

onderbroek

wereld

boek

blad

in

zwart

kostuum

zakdoek

schoen

kikker

3. Vasthouden en integreren

Geheugentest - woordenlijst 30 woorden

Opdracht

  1. Hoeveel heb je onthouden?
  2. Waar kwamen die woorden voor in de lijst?
  3. Wat was makkelijk te onthouden? Waarom?
  4. Heb je strategieën toegepast om meer te onthouden?

3. Vasthouden en integreren

Geheugentest - woordenlijst 30 woorden

Opdracht

Verloop van opname- en aandachtscapaciteit

 

  • Aantal afzonderlijk vast te houden eenheden informatie: 3 - 7
    (zoniet heb je in gedachten herhaald of andere strategieën toegepast)
  • Vooral woorden bij begin en einde
  • Wat herhaald wordt onthouden we beter
  • Door associatie/verbanden leggen onthouden we meer
  • Wat opvalt houden we langer vast
  • Wat persoonlijk betekenis heeft ook

Conclusies voor onderwijs?

   Vasthouden en integreren

Opnamecapaciteit van het werkgeheugen respecteren  = cognitieve overload vermijden

 

  • Aanbod in beheersbare hoeveelheden
  • Focus op wat echt noodzakelijk is
  • Afwisseling in werkvormen (om aandacht te houden)
  • Manieren om informatie rijker te maken (linken aan ervaringen, boeiende details)

   Vasthouden en integreren

Nieuwe kennis en ervaringen inbedden in LTG

  • Gevarieerd herhalen - multipele representaties

     
  • Actief laten bewerken - elaboreren (link tussen nieuwe info en opgeslagen kennis door verbanden te zoeken, informatie en opgeslagen kennis, door voorbeelden te laten te bedenken, gevolgen te overwegen...)
  • Structureren - ordenen (hoofd- en bijzaken onderscheiden, schematiseren, gestructureerd noteren)

   Vasthouden en integreren - hoe doe je dat?

Lokaliseren en activeren

Om informatie makkelijker terug te vinden en op te halen in het lange termijngeheugen (losse opslag van elementen vermijden, maar link aan verhalen, beelden, kritische reflectie, gevoelens)

  • Voorkennis benutten
  • Verbanden leggen met andere kennisgehelen
  • Schematiseren, onderlinge verbanden
  • Toepassen in verschillende contexten

   Lokaliseren en activeren

Aandacht richten

Gestructureerd werkklimaat: afspraken
Nieuwsgierigheid prikkelen
Oriënteren op doelen


Decoderen en betekenis geven
Voorkennis activeren en contexten aangeven
Aanschouwelijk maken
Ervaringen oproepen of creëren

 

Vasthouden en integreren

Gevarieerd herhalen – multipele representaties
Actief laten bewerken - elaboreren
Structureren

 

Lokaliseren en activeren

Verbanden leggen met andere kennis
Schematiseren, onderlinge verbanden
Toepassen in verschillende contexten

3. Vasthouden en integreren

Samenvatting

Aandacht richten

Gestructureerd werkklimaat: afspraken
Nieuwsgierigheid prikkelen
Oriënteren op doelen


Decoderen en betekenis geven
Voorkennis activeren en contexten aangeven
Aanschouwelijk maken
Ervaringen oproepen of creëren

 

Vasthouden en integreren

Gevarieerd herhalen – multipele representaties
Actief laten bewerken - elaboreren
Structureren

 

Lokaliseren en activeren

Verbanden leggen met andere kennis
Schematiseren, onderlinge verbanden
Toepassen in verschillende contexten

3. Vasthouden en integreren

Opdracht

Neem een lesvoorbereiding erbij. Welke leerfuncties zijn aanwezig? Welke kan je nog verder stimuleren?

Aandacht richten

Gestructureerd werkklimaat (afspraken over verloop van les / groepswerk)
Nieuwsgierigheid prikkelen ( motiverende instap / actua / cartoon / video)
Oriënteren op doelen (probleemstelling / lesdoelen overlopen)


Decoderen en betekenis geven
Voorkennis activeren en contexten aangeven (vraagstelling, mindmap, bespreken)
Aanschouwelijk maken (filmpje, schematische tekening, experiment, simulatie)

Vasthouden en integreren

Gevarieerd herhalen – multipele representaties (nota's bijwerken, terugkoppeling naar probleemstelling, mindmap aanvullen)
Actief laten bewerken - elaboreren (groepswerk)
Structureren (mindmap)

 

Lokaliseren en activeren

Verbanden leggen met andere kennis
Schematiseren, onderlinge verbanden
Toepassen in verschillende contexten

3. Vasthouden en integreren

Opdracht

4. Soorten kennis en bijhorende strategieën

doel van het leren bepalen

 

 

identificeren om welke kennis het gaat

 

 

condities kennen om dit soort kennis te leren

 

 

aangepaste leerstrategieën kiezen

   Kiezen van leerstrategieën

Oog voor verschillende domeinen

Gedragsniveaus

Les 2 - Taxonomie Romiszowski

  1. De leerlingen kunnen de chemische eigenschappen van alkenen beschrijven.
  2. De leerlingen kunnen uit een beschrijving van hoe een land wordt bestuurd herkennen of het een democratie is.
  3. De leerlingen kunnen stelsels van vergelijkingen met 2 onbekenden oplossen.
  4. De leerlingen kunnen de inhoud van het verdrag van Versailles beknopt weergeven.
  5. De leerlingen kunnen een Latijnse zin vertalen.
  6. De leerlingen kunnen samenvattingen maken van verschillende types teksten.
  7. De leerlingen kunnen de vervoeging in de indicatief presens opzeggen.
  8. De leerlingen kunnen aangeven tot welke literaire stroming een tekst behoort.

3. Vasthouden en integreren

Sorteer de doelstellingen naar soorten kennis. Wat hoort bij elkaar?

Opdracht

  1. De leerlingen kunnen de chemische eigenschappen van alkenen beschrijven.
  2. De leerlingen kunnen uit een beschrijving van hoe een land wordt bestuurd herkennen of het een democratie is.
  3. De leerlingen kunnen stelsels van vergelijkingen met 2 onbekenden oplossen.
  4. De leerlingen kunnen de inhoud van het verdrag van Versailles beknopt weergeven.
  5. De leerlingen kunnen een Latijnse zin vertalen.
  6. De leerlingen kunnen samenvattingen maken van verschillende types teksten.
  7. De leerlingen kunnen de vervoeging in de indicatief presens opzeggen.
  8. De leerlingen kunnen aangeven tot welke literaire stroming een tekst behoort.

3. Vasthouden en integreren

Sorteer de doelstellingen naar soorten kennis. Wat hoort bij elkaar?

Opdracht

Procedurele kennis - patroonherkenning

= weten wanneer een principe van toepassing is

(herkennen wanneer grammaticaregels van toepassing zijn, uitgavenpost kunnen classeren in juiste categorie)

Procedurele kennis - handelingssequentie

= weten hoe iets te doen

(gedicht analyseren, reactievergelijking opstellen, spellingsregel toepassen,...)

Oefenen, toepassen en training is vereist

Declaratieve kennis

= weten of begrijpen

(feiten, overtuigingen theorieën, gedichten, regels,...)

Gebaseerd op voorkennis

   Soorten kennis

  • In het cognitief domein
    • declaratieve kennis
    • procedurele kennis
  • In het psychomotorisch domein
    • procedurele kennis
  • In het sociaal affectief domein
    • procedurele kennis
    • combinatie als het gaat om attitudes

   Soorten kennis

Leerstrategieën voor declaratieve kennis

  • Advance organisers om nieuwe leerstof te structureren
    schema, verhaal, vergelijking...
  • Niet-verbale representaties van de leerstof
  • Laat leerlingen verwoorden hoe ze iets begrepen hebben
    misconcepties
  • Laat gelijkenissen en verschillen zoeken
  • Laat zelf vragen uitwerken bij de leerstof                                   

   Aanvullende leerstrategieën voor declaratieve kennis

Leerstrategieën voor procedurele kennis (handelingssequenties)

1. Doelgerichte aaneenschakeling van serie handelingen:

    Eerst iedere stap bewust en nauwkeurig (cognitieve fase)                     Bijvoorbeeld bij het maken van sommen  (17 + 35):                                                      

       als de som van de eenheden kleiner is dan 10, dan schrijf ik het resultaat in de kolom  

       van de eenheden                                        

       als de som van de eenheden 10 of meer is, dan ...                                                                                                                                

2. Dan aaneenschakeling van stappen en inoefening, evt.     

    schriftelijke stappenlijst (associatieve fase)                                                

      Bijvoorbeeld: het beslissingsschema ('t x kofschip)voor het toepassen van de dt-regel wordt systematisch gebruikt bij het schrijven van teksten

 

3. Tenslotte automatisering (autonome fase)

  Leerstrategieën voor procedurele kennis  handelingssequenties

Leerstrategieën voor procedurele kennis
(patroonherkenning)

= herkennen van patronen van kenmerken in een specifiek concreet geval (voorbeeld leren van begrippen, vb. kubisme, democratie, ...)

Jacqueline ... son histoire (raconter)

Wat is fruit en wat is groente?

 

 

 

Zou dit een Picasso kunnen zijn?

 

 

racontait?    of   a raconté?

  Leerstrategieën voor procedurele kennis  patroonherkenning

 

  • Start bij het concreet-aanschouwelijke: voorbeelden
    • generalisatie: voldoende diversiteit in de voorbeelden (leerlingen moeten de gelijkheid in essentiële kenmerken kunnen ontdekken en de ongelijkheid niet-essentiële kenmerken kunnen erkennen)
    • discriminatie: geef ook niet-voorbeelden (gelijkend op de voorbeelden maar verschillend voor minstens 1 essentieel kenmerk)

 

  • Ga dan naar schematisch niveau: laat leerlingen de kenmerken benoemen en ordenen

 

  • Tot slot het abstract niveau: werk samen definitie uit en test ze aan nieuwe voorbeelden

  Leerstrategieën voor procedurele kennis  patroonherkenning

Lesdoelen

 

De leerlingen kunnen...

  1. bij voorbeelden van bouwkunst, beeldhouwkunst en schilderkunst herkennen of die tot de renaissance behoren.
  2. aan de hand van kenmerken verantwoorden waarom ze een bepaald gebouw, beeld of schilderij bij de renaissance classificeren.

 

Voorbeeld

Fase 1 (concreet aanschouwelijk)

bestuderen voorbeelden en niet-voorbeelden in 3 groepen:

               1: bouwkunst              2: beeldhouwkunst                 3: schilderkunst

Elke groep:  een bundel prenten renaissancewerken en een bundel met niet-voorbeelden (in sommige kenmerken gelijk aan renaissancewerken).

 

Opdracht:

  1. Wat zie je? Beschrijf per afbeelding wat er valt waar te nemen (onderwerp: wát wordt afgebeeld; opbouw, lijnen; …).
  2. Gelijkenissen / verschillen tussen de afbeeldingen in je voorbeelden?
  3. Vergelijk de afbeeldingen in je bundel renaissancewerken nu met de afbeeldingen in je bundel niet-voorbeelden : gelijkenissen, verschillen?

Voorbeeld

Fase 2 (schematisch)

  • Groepen 1, 2 en 3 rapporteren hun waarnemingen van renaissancewerken. Ze doen dit met behulp van de geprojecteerde afbeeldingen (in powerpoint voorbereid door leerkracht).
  • De leerkracht schematiseert hun observaties op het bord in drie kolommen (bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst).
  • Kenmerken die voorkomen op meerdere afbeeldingen van renaissance werken worden onderlijnd.
  • Op basis van het leergesprek (Wat zijn de kenmerken die de renaissancewerken typeren? Verschillen met niet-voorbeelden?) tracht men te komen tot wezenlijke basiskenmerken: antieke inspiratie, symmetrie, zin voor perfectie, rust – evenwicht – kalmte, overzichtelijke ordening, getrouwe weergave d.m.v. wetenschappelijk perspectief.

Voorbeeld

Fase 3 (abstract)

 

De leerlingen krijgen nu een tekst met een omschrijving en situering van de renaissancekunst (contrast met middeleeuwse kunst, humanisme, herleving van de klassieke oudheid,…) en een omschrijving van basiskenmerken en specifieke kenmerken voor de verschillende kunstvormen. Per 2 maken ze een overzicht:

 

 

 

 

Basiskenmerk
Bouwkunst Beeldhouwkunst Schilderkunst
... ... ... ...

Voorbeeld

Inoefenen en evaluatie (abstractieà

 

Nieuwe voorbeelden worden geprojecteerd. De leerlingen geven aan of het al dan niet renaissancewerken zijn en verantwoorden hun oordeel.

Voorbeeld

Leerstrategieën voor attitudes

= neiging tot een bepaald gedrag overeenkomstig overtuigingen en daarmee samenhangende gevoelens

 

Drie componenten:

  • Cognitief: declaratieve kennis + overtuigingen
  • Affectief: gevoelens overeenkomstig overtuigingen
  • Gedrag: neiging tot handelen overeenkomstig cognitie en gevoelens

 

> overeenstemming > op deze drie componenten inwerken

Attitudes

  • Cognitief:
    • kennis uitbreiden
    • waarden en overtuigingen onderzoeken
  • Affectief:
    • analyseren van gevoelens en consequenties ervan
    • identificatie met getuigenissen
  • Gedrag
    • oefenen met feedback                               

  Leerstrategieën voor attitudes

Consolidatiemoment

Vul je mindmap aan met wat je vandaag geleerd hebt

Opdracht

Krachtige leeromgeving (Hoorcollege 5, SEM 1, 2025-2026)

By idlovub

Krachtige leeromgeving (Hoorcollege 5, SEM 1, 2025-2026)

KLO Hoorcollege 5 2023-2024 (Leren en leertheorieën: cognitivisme)

  • 18