Module 2
Leerlijn vakdidactiek SLO talen
Woensdag 4 oktober
WEGWIJS IN DE SLIDES
DE RICHTINGAANWIJZERS
Rechts onderaan zie je pijltjes die je de navigatierichting aangeven.
Via de pijltjes naar rechts doorloop je de onderdelen van de presentatie.
Via de pijltjes naar beneden doorloop je de inhouden van een onderdeel. De onderdelen worden naar onderen dus uitgediept.
Te kennen examenleerstof
Opdracht
Verbanden leggen
Hyperlink
WEGWIJS IN DE SLIDES
DE WEGWIJZERS
HET TEAM VAKDIDACTIEK TALEN
Maggy Brusselmans
Vakstagebegeleider Engels
Maggy.Brusselmans@vub.be
Sofie De Laat
Vakstagebegeleider Nederlands en Nederlands voor anderstaligen
Sofie.De.Laat@vub.be
Heidi Depraetere
Vakdidactiek talen (+Dt en Sp)
Heidi.Depraetere@vub.be
KENNISMAKING
Karolien Voets
Vakstagebegeleider Frans
Karolien.Voets@vub.be
WIE ZIJN JULLIE?
- Je kiest lukraak een foto en wandelt door de zaal op zoek naar een gesprekspartner.
- Je legt in de taal van je eerste vakdidactiek aan elkaar uit waarom je de foto gekozen hebt en wat de link met jezelf is.
- Bij elk signaal zoek je een andere gesprekspartner en herhaal je de opdracht.
- Bij het eindsignaal wissel je je foto met je laatste gesprekspartner.
- Je vertelt het verhaal van de laatste gesprekspartner voor de groep.
KENNISMAKING
SITUERING BINNEN DE OPLEIDING
DE LEERLIJN VAKDIDACTIEK
DE LEERLIJN VAKDIDACTIEK
DEFINIËRING
"Vakdidactiek is de discipline die leraren in staat moet stellen om de inhoud van een vak in een bepaalde context te openen voor leerlingen."
Shulman L. S. (1987) Knowledge and teaching: Foundations of the new reform.
Harvard Educational Review, 57, 1-22.
DE LEERLIJN VAKDIDACTIEK
MODEL VAN SHULMAN
School of Education, 2011
VAK3DIDACTISCH MODEL
LESOVERZICHT
ALGEMENE PROBLEEMSTELLING
Als (tutor)leerkracht doe ik mijn ding! Mag dat?
ONDERWIJSNETTEN EN TAALAANBOD
STUDIE EINDTERMEN
LEERPLANSTUDIE
HANDBOEKENANALYSE
VERTICALE EN HORIZONTALE SAMENHANG
PEDAGOGISCH PROJECT EN SCHOOLWERKPLAN
MODULE 2
FORMULEREN VAN (TUTOR)DOELEN
BENADERINGEN VAN TAALDIDACTIEK
LESOVERZICHT
KENNISMAKING
DE LEERLIJN VAKDIDACTIEK
LESOVERZICHT
OPDRACHTENOVERZICHT
EVALUATIE
WEEK 3
LESOVERZICHT
STELLINGENSPEL
ONDERWIJSNETTEN EN TAALAANBOD
STUDIE EINDTERMEN
LEERPLANSTUDIE
WEEK 4
LESOVERZICHT
BENADERINGEN TAALONDERWIJS
LEERPLANSTUDIE
HANDBOEKENANALYSE
VERTICALE EN HORIZONTALE SAMENHANG
WEEK 5 (TAALSPECIFIEK)
FORMULEREN VAN (TUTOR)DOELEN
LESOVERZICHT
BENADERINGEN TAALONDERWIJS
WEEK 6
LESOVERZICHT
BEGINSELEN CO-TEACHING
AFSPRAKEN STAGE
ALGEMENE AFSPRAKEN
LESOVERZICHT
- Verplichte aanwezigheid
- Voorbereiding bij elke les
- Leermaterialen op Pointcarré (opdrachten en link naar slides.com)
- Opdrachten indienen via e-portfolio (Archief: Google Drive)
OPDRACHTENOVERZICHT
HOOFDTAAL EN 2DE VAKDIDACTIEK
Als voorbereiding voor de les in week 5 maak je een opdracht m.b.t. het onderwijslandschap. Je maakt die opdracht zowel voor je hoofdtaal als voor je 2de vakdidactiek.
Doel:
- je kan informatie m.b.t. het onderwijslandschap van jouw vak opzoeken en interpreteren.
- je hebt inzicht in de plaats van jouw vak in het onderwijslandschap.
OPDRACHTENOVERZICHT
VAKDIDACTIEK (ALGEMEEN)
Als afsluitende opdracht voor module 2 los je een casus op.
Doel:
- je kan relevante informatie m.b.t. het onderwijs in Vlaanderen en Brussel opzoeken en interpreteren.
- je kan eenvoudige doelstellingen formuleren.
- je verkent de ICT-mogelijkheden voor woordenschatverwerving en/of -consolidatie.
Deadline:
Week 6 (vrijdag, 23u59); vraag 12 in week 5
EVALUATIE
Zie Pointcarré cursusruimte: documenten
EVALUATIE
E-PORTFOLIO
- Voorbereidende opdracht W5 (zie instructies vakstagebegeleider
- Afsluitende opdracht W6 Vakdidactiek algemeen
Alle uitleg over het e-portfolio vind je hier.
EVALUATIE
MONDELING EXAMEN
- "Open boek" (cursusmateriaal en e-portfolio) met schriftelijke voorbereidingstijd
- Koppeling van ervaringen uit de tutorstage aan theoretische leerinhouden uit de leerlijn vakdidactiek.
Voorbeeldvraag:
Je hebt een driloefening voorbereid voor je tutee. Met welke methode van taalonderwijs associeer je dit soort structuuroefeningen vooral?
STELLINGENSPEL
De volgende stellingen refereren naar onderwerpen die in de komende weken aan bod zullen komen in de colleges en WPO's.
We horen alvast graag jullie mening!
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... laat de leerlingen af en toe eens taaldriloefeningen doen."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... laat de leerlingen grammaticale regels zelf ontdekken met zo weinig mogelijk tussenkomst."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... corrigeert alle taalfouten van leerlingen."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... vindt het belangrijker dat leerlingen kunnen communiceren dan dat ze de grammaticaregels kennen."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... gebruikt af en toe de moedertaal om iets uit te leggen, zodat alle leerlingen de leerstof zouden begrijpen."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... gebruikt geen woordenlijsten die leerlingen uit het hoofd moeten leren."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... geeft in elke les grammatica."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... legt woorden die leerlingen niet begrijpen enkel uit door middel van voorbeeldzinnen of beelden."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... past de lessen zo veel mogelijk aan het taalniveau van de leerlingen aan."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... bepaalt zelf wat de beste handboeken zijn."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... is zelf een native speaker."
EEN GOEDE TAALLERAAR ...
"... bepaalt zelf wat hij/zij doet met de klas."
BLENDED LEARNING
Als voorbereiding op de volgende les neem je de volgende slides door.
De slides helpen je om je kennis m.b.t. enkele belangrijke vakdidactische concepten (onderwijsnetten, eindtermen en leerplannen) te verdiepen.
De oefencasus die aan het einde opgenomen is, bereid je voor. Je voorbereiding neem je mee naar de les van 11 oktober.
BLENDED LEARNING
PROBLEEMSTELLING
Bepaal je als (tutor)leerkracht zelf wat je doet met je tutees/klas?
Waarom wel? Waarom niet?
Valcke, 2016
Neen, verschillende niveaus bepalen mee wat je in de klas doet.
Welke elementen vind je o.m. terug in het referentiekader?
REFERENTIEKADER
SLO, leerplan in ontwikkeling
VERSCHILLENDE AGGREGATIENIVEAUS
Wat je doet met je leerlingen wordt mede bepaald door verschillende niveaus, hier voorgesteld van supra naar nano:
Hier vind je kort een toelichting over eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
Je hoorde ongetwijfeld al spreken over "eindtermen". Huidig Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) wil samen met het werkveld de eindtermen herzien, wat ook naar voren komt in de titel van het artikel op de website van De Redactie van 3 februari 2016.
MACRONIVEAU
VLAANDEREN
Je hoorde het ongetwijfeld in de media: begin januari 2017 heeft de Vlaamse Regering een akkoord bereikt over de hervorming van het secundair onderwijs. Maar gaat dat ons onderwijs nu echt verbeteren?
In De zevende dag gingen Elisabeth Meuleman (Groen), Koen Daniels (N-VA) en Kathleen Helsen (CD&V) in debat. Bekijk het debat (23:50) in de aflevering van De zevende dag.
Tijdens het kijken zoek je vooral een antwoord op volgende vragen:
- Hoe werd de hervorming onthaald door de verschillende onderwijskoepels?
- En, wat doen onderwijskoepels precies?
MACRONIVEAU
ONDERWIJSNETTEN
Er zijn in het Vlaamse en Nederlandstalige Brusselse onderwijslandschap 3 onderwijsnetten actief. Binnen elk onderwijsnet zijn er 1 of meer onderwijskoepels.
De officiële website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming geeft je alle informatie over de onderwijsnetten en -koepels. Je vindt er eveneens de links naar de websites van de onderwijskoepels.
ONDERWIJSNETTEN
Je kunt via de zoekfunctie gericht informatie vinden
Neem een kijkje op de website en beantwoord volgende vragen:
- Er zijn in Vlaanderen 3 onderwijsnetten. Welke?
-
Een school kan niet zomaar kiezen welke leerstof ze aanbiedt. Wie bepaalt dat en hoe gebeurt dat?
Zoek eerst de antwoorden en ga dan pas verder naar de volgende slide.
ONDERWIJSNETTEN
Je vond ongetwijfeld volgende antwoorden:
- Er zijn in Vlaanderen 3 grote onderwijsnetten die de erkende scholen groeperen:
- Gemeenschapsonderwijs of GO!-onderwijs wordt georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap.
- Officieel gesubsidieerde onderwijs: het stedelijk en gemeentelijk en het provinciaal onderwijs, met elk een aparte koepel: OVSG voor stedelijk en gemeentelijk, POV voor provinciaal onderwijs. Zowel het GO! onderwijs als het gesubsidieerde officieel onderwijs moeten de religieuze, filosofische en ideologische overtuiging van jou en je ouders respecteren.
- Vrij gesubsidieerde onderwijs: dit wordt door een privé-organisatie ingericht, maar is erkend door de Vlaamse overheid. Het gaat vooral om het onderwijs dat onder de koepel KOV Katholiek Onderwijs Vlaanderen valt. In het vrij onderwijs zijn ook protestantse, joodse, orthodoxe, islamitische, … scholen mogelijk.
Text
Tot welke onderwijsnetten behoren de volgende scholen?
Gemeenschapsonderwijs
Vrij gesubsidieerd onderwijs
Officieel gesubsidieerd
onderwijs: stedelijk
Tot welk net behoort de school waar jij stage loopt of werkt?
Je vond ongetwijfeld volgende antwoorden:
2. Een school kan niet zomaar kiezen welke leerstof ze aanbiedt. Wie bepaalt dat en hoe gebeurt dat?
De Vlaamse overheid bepaalt minimumdoelen voor scholen die je moet halen om een getuigschrift of diploma te kunnen krijgen. Ze beschrijft die in zogenaamde eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Op basis daarvan schrijven de koepelverenigingen van scholen leerplannen. Daarmee geven ze aan hoe ze die eindtermen en ontwikkelingsdoelen gaan bereiken. De leerplannen moeten door de overheid worden goedgekeurd. Als ze dat willen kunnen scholen doelstellingen bijvoegen: leerplandoelstellingen.
Onderscheid dus goed volgende termen:
eindtermen / ontwikkelingsdoelen
leerplandoelstellingen
Goodlad, 1979
Wat is het gevolg van de verschillende niveaus die mee bepalen wat je in de klas doet?
Van den Akker, 2003
... een curriculaire spinnenweb
EINDTERMEN EN ONTWIKKELINGSDOELEN
Wat zijn precies eindtermen? En wat met die andere term, ontwikkelingsdoelen, een term die vaak in dezelfde context wordt gebruikt?
Hier vind je kort en krachtig een toelichting over eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
DEFINIËRING
Lezen
Leerlingen kunnen volgende taken beschrijvend uitvoeren :
9. Het onderwerp bepalen in informatieve, prescriptieve, narratieve, argumentatieve en artistiek-literaire teksten.
10. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve, prescriptieve, narratieve, argumentatieve en artistiek-literaire teksten.
11. De gedachtegang volgen van informatieve, prescriptieve, narratieve, argumentatieve en artistiek-literaire teksten.
12. Relevante informatie selecteren uit informatieve, prescriptieve, narratieve, argumentatieve en artistiek-literaire teksten.
13. De tekststructuur en – samenhang herkennen van informatieve, prescriptieve, narratieve, argumentatieve en artistiek-literaire teksten.
14. Cultuuruitingen opzoeken die specifiek zijn voor een streek waar de doeltaal gesproken wordt.
VOORBEELD SEC. ONDERWIJS 3DE GRAAD
MODERNE VREEMDE TALEN FRANS-ENGELS
OPDRACHT
Voor je verder gaat met de slides, maak je deze opdracht:
- Consulteer de vakgebonden eindtermen voor de derde graad ASO - Moderne vreemde talen Frans-Engels
- Beantwoord volgende vraag: hoe worden de eindtermen georganiseerd? Met andere woorden: welke 5 grote onderverdelingen vind je terug?
Ga pas daarna naar de volgende slide.
Je hebt gemerkt dat de eindtermen voor talen worden georganiseerd op basis van de vijf vaardigheden:
- luisteren
- lezen
- spreken
- mondelinge interactie
- schrijven
ANTWOORD
De vaardigheden worden ook gebruikt door het Europees Referentiekader voor Talen.
Heb je in je vooropleiding nog geen kennis gemaakt met het ERK, dan vind je hier achtergrondinfo over het ERK.
Men verwijst naar de ERK niveaus voor o.m.:
- de verschillende niveaus in handboeken uit te drukken
- de organisatie van taallessen in taalinstituten en scholen te verduidelijken
- bij het hanteren van (Europese) taaltesten
- wanneer een overheid taaleisen stelt met betrekking tot migratie en naturalisering, enz.
- ...
EUROPEES REFERENTIEKADER VOOR TALEN
DOELEN
Het ERK hanteert 3 niveaus met steeds 2 onderverdelingen en drukt zo de taalniveaus uit in totaal 6 verschillende niveaus. Schematisch wordt dit zo voorgesteld:
NIVEAUS
- A1: eenvoudige vragen, dichte en bekende omgeving
- A2: beschrijvingen, eenvoudige gesprekken
- B1: zich kunnen behelpen, zijn mening uitdrukken
- B2: raad kunnen geven, een discussie voeren
- C1: zich vloeiend en spontaan uitdrukken
- C2: begrijpen zonder inspanning
SAMENGEVAT
SAMENGEVAT
Het verhaal van Mohammed (4.55-7.00)
VOETEN
CASUS
Wat zegt dit fragment over Mohammed / het leren van individuele leerlingen?
CASUS
Naast eindtermen en ontwikkelingsdoelen wordt nog een andere term gehanteerd. VOET: Vakoverschrijdende eindtermen
DEFINIËRING
Van voeten of schoenen heeft VOET niets weg. Dat begreep je al!
VOETen zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot een vakgebied maar door een school als geheel moeten worden behaald. Heel vaak gebeurt dit via projecten waarbij meerdere klastitularissen / klassen samenwerken. Deze projecten kunnen over een langere periode lopen.
In deze brochure van Dienst Onderwijs en Vorming wordt alles haarfijn uitgelegd.
DEFINIËRING
VOETen worden georganiseerd in 7 contexten. Schematisch:
CONTEXTEN
Welke VOETen worden volgens jou gerealiseerd bij onderstaande activiteiten? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
- Deelnemen aan de organisatie van een theatervoorstelling
- Deelnemen aan een uitwisseling
- Politiek debat
- Eindwerk
- Een video maken
- Een groepswerk coördineren
- Een planning maken
- Dikketruiendag
- Een museumbezoek
OPDRACHT
LEERPLANNEN
Je weet uit de eerdere toelichting nog: eindtermen worden geconcretiseerd door de onderwijsnetten of -koepels in leerplannen.
Al gaat het over een en hetzelfde vak (bijv. Nederlands), toch kunnen die leerplannen er heel anders uitzien.
Hoe komt dat?
VERSCHILLEN?
De belangrijkste factoren die deze variatie bepalen zijn:
- de onderwijsnetten: een leerplan van het Gemeenschapsonderwijs, kan er heel anders uitzien dan een leerplan van het Vrij gesubsidieerd onderwijs bijvoorbeeld.
- het onderwijstype: het onderwijs van, bijvoorbeeld, Nederlands zal heel anders zijn in het algemeen, technisch of beroepsonderwijs, die telkens andere leerplannen gebruiken.
FACTOREN
De belangrijkste factoren die deze variatie bepalen zijn:
- de richtingen: het onderwijs van het Frans in een 5e Economie-Moderne Talen zal anders zijn dan Frans in een Wiskunde-Wetenschappen. Het leerplan geeft je hierin sturing.
- de graden: geef je Engels in een tweede graad (derde en vierde middelbaar), dan zal dat er anders uitzien dan in de derde graad (vijfde en zesde middelbaar). Denk bijvoorbeeld aan de rol van grammatica, de autonomie van de leerling, de moeilijkheidsgraad van de luisterteksten, enz. Ook deze aspecten vind je onrechtstreeks terug in de leerplannen.
FACTOREN
Op de volgende slide vind je een oefencasus. Het maken van de casus helpt je om concrete leerplannen te identificeren, door te nemen en te analyseren.
Bereid de casus voor en breng je antwoorden mee naar de les van woensdag 11 oktober.
OEFENCASUS
Je mag starten als leerkracht in het OLV Lyceum van Genk.
Je geeft er o.a. Duits aan 11 leerlingen die werden samengezet uit de richtingen: 5 Economie-Moderne Talen en 5 Latijn-Moderne Talen.
De meeste leerlingen zijn Nederlandstalig. Drie leerlingen kennen de Duitse taal goed omdat telkens één van hun ouders Duitstalig is.
Vragen bij dit casusdeel:
- In welk onderwijsnet geef je les?
- In welke onderwijsvorm?
- In welke graad geef je les?
- In welke studierichting?
- Hoeveel uren Duits geef je aan deze klasgroep?
- Welk leerplan moet je gebruiken?
- Vermeld ook zeker de referentie van het leerplan.
Start je zoektocht hier: http://www.onderwijs.vlaanderen.be/nl/leerplannen
Module 2: leerlijn vakdidactiek talen
By idlovub
Module 2: leerlijn vakdidactiek talen
4 oktober 2017 (week 3)
- 2,258