1. LEERDOELEN
2. LESVOORBEREIDING
3. MOTIVATIE
4. ZELFREGULEREND LEREN
5. PORTFOLIO
4. AFSLUITER
Leren van een individuele leerling/student/cursist of klein groepje leerlingen/studenten/cursisten begeleiden.
Beginsituatie in kaart brengen |
Motivatiebevorderende stijl |
Leerdoelen formuleren | Zelfregulatie verhogen |
Feedback voorzien + communicatievaardigheden | Taalontwikkeling ondersteunen |
Didactisch model N. Engels
Afstemming tussen de verschillende componenten
Didactisch model N. Engels
Afstemming tussen de verschillende componenten
HOE?
WIE?
WAARTOE?
Wat beogen we met het leertraject te bereiken?
... en zullen jullie leerdoelen moeten bepalen voor de tutees!
Gedrag: wat moet de leerling met de leerstof kunnen? (waarneembaar)
Inhoud: op welke inhoud moet de leerling de activiteit kunnen toepassen?
Condities/context: onder welke condities moet de leerlingen het gedrag vertonen?
Norm/niveau: welke minimumprestatie vind je nog voldoende?
Specifiek: scherpe en heldere doelen
Meetbaar: hoe beoordelen of het doel bereikt is
Acceptabel: streef naar doelen die zowel leraar als leerling de moeite waard vinden
Realistisch: uitdagende en haalbare doelen (zone van naaste ontwikkeling)
Tijdsgebonden: op welke termijn wil je het doel bereiken
Cognitieve ontwikkeling
Intellectuele vaardigheden, verstandelijke vermogens, denkactiviteiten. Bijvoorbeeld:
memoriseren, begrijpen, redeneren, analyseren.
Affectieve ontwikkeling
Waardegebonden vaardigheden. Bijvoorbeeld: coherent handelen met persoonlijke
waardensysteem, verantwoordelijkheid nemen, rekening houden met het waardensysteem
van een organisatie of anderen.
Psychomotorisch ontwikkeling
Fijne motoriek, zintuiglijke en fysieke vaardigheden. Bijvoorbeeld: juiste schrijfbeweging,
correct uitspreken van klanken, ergonomische zithouding, leren fietsen of zwemmen, geuren
en smaken herkennen, presentatievaardigheden, stemtraining, non-verbale communicatie
aanpassen aan de context, iets kunnen maken.
Meta-cognitieve ontwikkeling
Vaardigheid om te denken over het eigen denken. Bijvoorbeeld: strategieën om informatie
op te zoeken, plannen van werk, schematiseren en structuur aanbrengen.
Interpersoonlijke ontwikkeling
Vaardigheden nodig om met anderen om te gaan. Bijvoorbeeld:
samenwerkingsvaardigheden, communicatievaardigheden, conflicthantering, interculturele
communicatie.
Declaratieve kennis is kennis die kan naverteld worden, mondeling of schriftelijk. Het gaat om ‘weten wat is iets’ en gaat om kennis van feiten, definities en theorieën. Dit is slechts een eerste stap in het leren.
Weten hoe deze feiten, definities en theorieën kunnen toegepast worden, wordt procedurele kennis genoemd.
Weten, Inzien, Toepassen, Integreren
Beheersingsniveau | Gedragskenmerk | Operationele werkwoorden |
---|---|---|
Weten | Feitenreproductie, herkenning, herinnering | benoemen, citeren, definiëren, herhalen, herkennen, kopiëren, labelen, vertellen, noteren |
Inzien | Begrip, interpretatie, logische reproductie | Aanduiden, demonstreren, discussiëren, herformuleren, indelen |
Toepassen | Geleerde elementen hanteren in nieuwe situaties: kiezen van de juiste regels, wetten, schema's, begrippen enzovoort. | Associëren, beheersen, berekenen, categoriseren, experimenteren, gebruik maken van, interpreteren |
Integreren | Evalueren, beoordelen, toepassen buiten eigen discipline | Adviseren, beoordelen, evalueren, kritisch doorlichten, oordelen, verdedigen, toetsen, commentaar geven, vergelijken |
De leerlingen weten...
De tutees begrijpen...
De leerlingen zien in dat...
De tutees maken oefeningen...
De leerlingen lossen vraagstukken op.
"De leerlingen kunnen per twee in één zin in eigen woorden formuleren wat het doel is van een afschrijving in de boekhouding en minstens twee activa benoemen waarop ze betrekking hebben."
Inhoud =
Gedrag =
Conditie =
Norm =
"De leerlingen kunnen per twee in één zin in eigen woorden formuleren wat het doel is van een afschrijving in de boekhouding en minstens twee activa benoemen waarop ze betrekking hebben."
Inhoud = het doel van een afschrijving en activa
Gedrag = in eigen woorden formuleren en benoemen
Conditie = per twee
Norm = in één zin en minstens twee
"De tutee kan tegen het einde van de tutorsessie een geziene academische tekst binnen het domein van de rechten (hfdst 1: de politiek geschiedenis van België) schriftelijk samenvatten op één pagina."
Inhoud =
Gedrag =
Conditie =
Norm =
"De tutee kan tegen het einde van de tutorsessie een geziene academische tekst binnen het domein van de rechten (hfdst 1: de politiek geschiedenis van België) schriftelijk samenvatten op één pagina."
Inhoud = academische tekst binnen het domein van de rechten (hfdst 1 politieke geschiedenis van België)
Gedrag = schriftelijk samenvatten
Conditie = academische tekst die reeds eerder gezien werd in de les
Norm = één pagina
"De tutees kunnen met behulp van het symptomenoverzicht een vergelijking maken tussen de symptomen van dementie beschreven in een casus en die van de opgenomen bewoners met dementie op hun eigen stage-afdeling (minstens 3 symptomen)."
Inhoud =
Gedrag =
Conditie =
Norm =
"De tutees kunnen met behulp van het symptomenoverzicht een vergelijking maken tussen de symptomen van dementie beschreven in een casus en die van de opgenomen bewoners met dementie op hun eigen stage-afdeling (minstens 3 symptomen)."
Inhoud = symptomen van dementie
Gedrag = een vergelijking maken
Conditie = met behulp van het overzicht
Norm = minstens drie symptomen
"De leerlingen kunnen zelfstandig alle volgende plaatsen/onderdelen van een typisch huis in het Nederlands benoemen op een afbeelding: keuken, badkamer, slaapkamer, woonkamer, deur, raam."
Inhoud =
Gedrag =
Conditie =
Norm =
"De leerlingen kunnen zelfstandig alle volgende plaatsen/onderdelen van een typisch huis in het Nederlands benoemen op een afbeelding: keuken, badkamer, slaapkamer, woonkamer, deur, raam."
Inhoud = plaatsen of onderdelen van een typisch huis in het Nederlands: keuken, badkamer, slaapkamer, woonkamer, deur, raam
Gedrag = benoemen op een afbeelding
Conditie = zelfstandig
Norm = alle
“De leerlingen kunnen met behulp van de vocalenposter minstens de vocalen in de volgende woorden correct uitspreken: keuken, badkamer, slaapkamer, woonkamer, deur, raam.”
Inhoud =
Gedrag =
Conditie =
Norm =
“De leerlingen kunnen met behulp van de vocalenposter minstens de vocalen in de volgende woorden correct uitspreken: keuken, badkamer, slaapkamer, woonkamer, deur, raam.”
Inhoud = de uitspraak van de vocalen
Gedrag = uitspreken
Conditie = met behulp van de vocalenposter
Norm = minstens de vocalen
Tip! Bekijk zeker de kijkwijzer.
Didactisch model N. Engels
Afstemming tussen de verschillende componenten
HOE?
WIE?
WAARTOE?
beginsituatie, leerdoelen, lesontwerp & zelfreflectie
na elke les aanpassen
nieuwe informatie over de tutee toevoegen
wijzigen naargelang de tutee evolueert/bijleert
lange of korte termijn
vakspecifiek of algemeen (vb. studievaardigheden)
cognitief, affectief, psychomotorisch, meta-cognitief en/of interpersoonlijke ontwikkeling
alle componenten zijn nauwkeurig (gedrag, inhoud, conditie, niveau) en SMART omschreven
Denk na over hoe je de les wil beginnen, wat de kern zal uitmaken en hoe je wil afsluiten.
Maak een realistische tijdsplanning: hoe lang heb je nodig per onderdeel?
Beschrijf voor elke fase de activiteit die de leerling zal doen.
Denk na of je de tutees individueel, in duo of groepjes laat werken. Lijst het materiaal op dat je gaat gebruiken
Je blikt terug op hoe je tutorsessie verlopen is.
Je eerste indrukken zijn erg rijk en bevatten belangrijke info.
Elke les is een nieuwe kans voor je eigen leerproces.
Elke les is een nieuwe kans om van betekenis te zijn in het leerproces van je tutee.
Reflectie op & over je praktijk wegen even zwaar door als de uitvoering ervan!
Elke les is een nieuwe kans om van betekenis te zijn in het leren van je tutee & leerlingen!
"Failure is instructive. The person who really thinks, learns quite as much from his failures as from his successes.”
beginsituatie - leerdoelen - lesontwerp
Student A heeft zeer veel verschillende soorten motivatie: enerzijds vindt de student dat leraren een zeer belangrijke functie hebben in de samenleving en dit een heel waardevol beroep is, anderzijds is er ook werkzekerheid door het tekort aan leraren. Daarnaast zit het lerarenberoep in de familie: beide ouders van de student zijn leraar en de student weet zeker dat de ouders trots gaan zijn wanneer dit diploma behaald wordt.
Student B haalt heel veel plezier en drive uit het maken van lessen, voor de klas staan en het begeleiden van het leerproces van leerlingen. Om dit nog beter te doen, volgt de student de lerarenopleiding.
WIE IS HET MEEST GEMOTIVEERD?
Niet kwantiteit maar kwaliteit van motivatie telt.
Edward Deci & Richard Ryan
Zoek bij externe, geïntrojecteerde, geïdentificeerde; geïntegreerde & intrinsieke motivatie een voorbeeld uit jullie motivatieprofielen.
- psychologisch welbevinden
- betere toepassing van meta-cognitieve strategieën
- meer doorzettingsvermogen
- minder procrastinatie
- hogere niveaus van leren
- betere studieresultaten
(Vansteenkiste, Sierens, Soenens, Luyckx & Lens, 2009)
'Need supportive environment'
Didactisch model N. Engels
Afstemming tussen de verschillende componenten
HOE?
WIE?
WAARTOE?
=> ABC-model
Autonomie
Structuur
Betrokkenheid
Keuze aanbieden, controlerende taal beperken
Uitdagende taken, aanmoediging na falen, aangepaste hulp, duidelijke richtlijnen en verwachtingen
Tonen van oprechte zorg, aanbieden van warmte en waardering
Je uitdaging als leraar: leren tegelijkertijd jezelf betrokken opstellen, autonomie-ondersteunend werken en structuur aanbieden...
... en mild zijn voor jezelf en opnieuw beginnen als het eens misloopt!
1. Kies één moment uit je schoolloopbaan waar je motivatie erg autonoom en welwillend was of waar je motivatie erg gecontroleerd en verplichtend was.
2. Analyseer hoe je onderwijsleeromgeving eruit zag op vlak van autonomie-ondersteuning, structuur en betrokkenheid.
3. Noteer welke elementen uit de omgeving je autonome motivatie hebben bevorderd en/of belemmerd.
1. Houd een recente les voor ogen uit de lespraktijk van één van de LIO's. Neem uit deze les een leerling in gedachten die niet gemotiveerd was.
2. Schets het motivatieprofiel van de leerling en stel vragen ter verduidelijking
3. Wat kun je als leerkracht doen om de motivatie nog te versterken vertrekkende vanuit het ARCS model?
Vind inspiratie in de module 'Motivatie' in de cursus LIND
Groeiende beschikbaarheid van informatie
Dirk Van Damme (OESO)
Meer info zie Voogt & Pareja Roblin (2010)
Aanwijzingen voor leerlingen om zichzelf onder controle te houden, hun werk te plannen, hun vooruitgang te monitoren, hulp te vragen ...
Deze vorm is niet effectief maar komt veel voor!
Trekt aandacht weg van de taak en richt zich op persoon: "wat ben je slim!"
strategische acties zoals analyseren, selecteren, structureren, verbanden leggen, concretiseren, personaliseren, toepassen
denken over denken zoals plannen, oriënteren, relateren, monitoring, begrip checken, jezelf vragen stellen, evalueren, reflecteren, hulp zoeken, samenwerken, omgeving organiseren
waarderen en belang van de taak inzien, leerdoelen formuleren, vertrouwen dat je het kunt, omgaan met faalervaringen, omgaan met succeservaringen
metacognitieve leerstrategie
Bespreek: welke van de strategieën
(Cognitieve leerstrategieën, Metacognitieve leerstrategieën, Motivatie/affectieve leerstrategieën)
je zou toepassen in je eigen tutorstage?
(Reflecterend en Onderzoekend Handelen)
Afsluiter
'Lerarenenquete: "het niveau daalt" '
Hoe hard werkt een Vlaamse leerkracht? | Terzake
REACTIES?